Ze willen me kennen, maar toch doen ze hun best niet om mij echt te leren kennen. En het lijkt soms of mensen niet goed willen zien waar ik vandaan kom. Ik kom van de straat. Ik ben er niet trots op, maar het heeft mij wel gemaakt wie ik ben. Een sterke vrouw die voor zichzelf op kan komen en d’r eigen dingen voor elkaar wil hebben, ondanks wat ik heb meegemaakt. Ik sta er nog steeds. Ik doe meer dan m’n best. En ik blijf trouw aan mezelf.
Het leven is sowieso niet makkelijk en ik ben ook niet de enige die veel heeft meegemaakt of van de straat komt. Straat is een beetje grof gezegd; ik heb gewoon veel meegemaakt, veel gezien. Dat maakt dat ik niet zo snel van alles versteld sta. Maar ik ben wel meer op m’n hoede. Je moest eens weten wat ik moest doormaken om zo ver te komen van waar ik vandaan kom.
Uiteindelijk had ik op mijn achttiende mijn eerste woning. Daarvoor heb op wel zes internaten gezeten en in de jeugdgevangenis. Het was geen leuk leven om vanaf je dertiende te strijden met vreemde mensen. Je ontmoet wel leeftijdgenoten die in dezelfde situatie zitten; meestal nog erger dan de mijne. Soms denk ik: wauw, ik heb nog echt geluk gehad.
Ik vind het alleen jammer van m’n tijd dat ik zo veel heb moeten meemaken, terwijl ik dromen had als klein kind. Je hebt altijd andere gedachten dan hoe het meestal loopt. Jammer dat in mijn leven zo veel gebeurt. Hahaha, het is tenminste niet saai. Maar soms denk ik: oef, mag ik nou een keer geluk hebben in plaats van stressen?
Ik neem te veel op me, maar dat deed ik vroeger ook al. Ik deed er alles aan om vrienden of vriendinnen te hebben, te zorgen dat ik me nergens buitengesloten voelde. Ik weet niet of dat een goeie eigenschap is? Misschien ben ik wel bang om alleen te zijn, omdat ik op zo veel internaten heb gezeten. Dan op die plek, dan weer naar huis. En thuis voelde ik me ook buitengesloten, of afgestoten. En naar welke plek ik ook ging: je leert mensen kennen en daarna verlaat je die plek en moet je weer wennen aan een andere plek. Dat voelt zo raar. Je went er wel aan, maar dat is toch niet de bedoeling? Ik heb als kind nooit een stabiele tijd gehad of een plek. Ja, toen ik achttien werd en mijn eerste kind kreeg, toen kreeg ik pas mijn huis.
Maar gelukkig heb ik er een paar mooie vriendschappen aan overgehouden. Ook strijders, net als ik. Ook moeten bikkelen in het leven. Het is meer dan vriendschap; het is mijn familie, die nog steeds achter me staat en ik achter hen. Wij komen van de straat en hebben gevochten voor waar we nu zijn.
Maar iedereen heeft een oordeel over alles wat je doet. Het maakt niet uit of het nou slecht of goed is; ze hebben altijd een oordeel. Of ze zijn jaloers. Daarom zullen straten altijd blijven praten. Omdat ze je niet kennen. Ik ga door tot mijn hart stopt. Ik ben gezegend, ondanks alles…