‘Ik ben geboren in Marokko. Toen ik 17 was heeft mijn vader ons gezin naar Nederland gebracht. Ik trouwde op mijn 18e. We hebben drie kinderen, van 25, 21 en 16, en een kat. De oudste kinderen zijn één keer in Marokko geweest toen ze nog heel jong waren. Mijn hele familie woont hier.
Alle drie de kinderen hebben problemen: ADHD, autisme, logopedie, fysiotherapie… Alle instanties die je kunt bedenken zijn bij ons betrokken geweest. Ik heb zware periodes gekend, en nog steeds.
Alle juffen zeggen dat ik een goede moeder ben. Ik help met huiswerk, ik ben bij alle gesprekken op school. En ik controleer hun telefoons. Dat komt: ik wil hen beschermen. Vroeger was het anders. Nu hoor je zoveel dingen: drugsgebruik, criminaliteit, verkrachting. Dus ik wil alles weten: waar ze zijn, met wie. “Heb je pauze? Bel me.” Ze hebben nooit buiten gespeeld. Heel lang wist niemand uit de buurt dat ik kinderen had. “Is dat jouw zoon? Nooit gezien.” Ja, dat klopt. Ik ben pittig, maar ik wil dat ze veilig zijn. Ik ben altijd bezorgd.
Ik vroeg bij de huisarts om kalmeringstabletten, maar zij adviseerde me om buitenshuis activiteiten te gaan doen. Ik zat altijd thuis. Ik ben afgekeurd: 21 jaar gewerkt en toen ging het niet meer door lichamelijke problemen. Ook mijn man moest stoppen.
Naar buiten dus. Wat vind ik leuk? Dansen! Ik ben gaan lesgeven in zumba. En ik ben begonnen met zwemmen. Op een dag vertelde mijn buurvrouw me over de voedselbank van Risma. Ze woont bij mij in de buurt en we raakten aan de praat in het park. Toen stelde ze voor dat ik haar zou helpen.
Mijn vader heeft veel armoede meegemaakt, maar ik heb nooit armoede gekend. Ja, een uitkering is een beetje krap, maar er is altijd geld voor eten. Ik ben nooit van mijn leven bij een voedselbank geweest. Maar ik dacht: ik ga het gewoon proberen.
Er waren allerlei mensen, alle leeftijden, sommige verstaan de taal en sommige niet. Ik moest uitleg geven: “Je moet een nummertje pakken en daar in de rij gaan staan.” Na twee weken vroeg Risma: “Wat denk je, wil je blijven of wil je weg?” Ik zei: “Voorlopig blijf ik.” Zo is het gegaan.
Ik werk nu vier, vijf jaar bij Risma. Ik heb veel contact met mensen en ik tolk voor vrouwen die Arabisch spreken. Vroeger heb ik met mijn ouders meegemaakt dat ze geen Nederlands konden spreken bij de huisarts of op school. Nu ga ik met sommige vrouwen mee om daarbij te helpen. Ik hou van praatjes, grapjes, mijn ervaringen delen. Als ik kan helpen, doe ik dat met liefde.
Alles is duurder geworden. Er zijn zoveel mensen die in armoede of met schulden leven. Echt vreselijk. En ik denk dat het in de toekomst nog moeilijker wordt voor de kinderen van nu. Maar ja, wat kan ik zeggen. Allah is groot, dus het is niet anders. Het leven gaat door.
Dat is hoe ik ben, vrolijk. Je moet kunnen lachen. Ik denk niet aan de toekomst. Sinds ik lichamelijk achteruit ga heb ik geen grote droom meer. Ik spaar niet. Waarom, voor wat? Mijn vader zegt: “Jij hebt gaatjes in je hand.” Dat klopt. Hun generatie was anders. Maar ik geniet van mijn leven. Soms wordt mijn diëtist boos. Maar ik ga naar de winkel en zie de reclames. Chips en chocolade; ik ga gewoon eten. Misschien een beetje gek. Ik moet ook vaak lachen om mezelf.
Een paar jaar geleden vroeg Risma: “Kom je ook bij het Gezinspanel?” Ik moest er even over nadenken, want het is toch weer een extra dag. Maar ik dacht: ik ga het gewoon proberen. En ik vond het leuk. Je kunt praten met veel verschillende mensen, allemaal projecten zien, je mening geven, meebeslissen over geld…
De busreizen naar de projecten waren geweldig! Ik vind het leuk om buiten Amsterdam te komen, even weg. Ik ben al zo lang niet op vakantie geweest. Strand, muziek, gewoon één week voor mezelf, zonder stress. Ergens waar het rustig is en niemand mij kent. Het is nog niet gelukt, maar het is mijn hoop.’