‘Mijn opa is geboren in Veenhuizen. In de crisisjaren verhuisden hij en mijn oma naar Amsterdam. Ze hebben hier nog in houten barakken gewoond om te bewijzen dat ze hun kinderen, onder wie mijn vader, konden opvoeden. Dan pas kregen ze een huis.

Mijn moeder was een echte Amsterdamse. Zij kende haar vader niet en is door mijn oma grootgebracht. In 1963 kreeg ze mij. We woonden met z’n vieren op een tweekamerwoning middenin de stad: ik, mijn ouders en mijn broer, die vijf jaar ouder is. Geen balkon, geen douche niks. Toen ik vier was zijn we verhuisd naar een flat in Amsterdam Osdorp.

Na de scheiding van mijn ouders, toen ik negen was, hebben ik en mijn broer ongeveer twee jaar in een kindertehuis gezeten. Mijn moeder kon de opvoeding niet aan, was erg labiel. Toen we weer thuis kwamen kreeg ze een vriend en zijn we bij hem gaan wonen. Het was geen stabiele relatie en al snel zijn we weer teruggegaan naar Osdorp. De volgende vriend kwam bij ons in huis wonen. Dat ging redelijk goed.

Bierviltje in je schoen

Mijn moeder had een bijstandsuitkering. In Osdorp waren wel meer kinderen arm, maar toen ik naar de middelbare school ging, ging het opvallen. Daar deden ze aan merkkleding en zo. Dat was wel ingewikkeld, maar ik hield mezelf overeind en trok op met de meisjes die een beetje hetzelfde waren als ik. Ik zat eerst op een heel grote scholengemeenschap. Dat ging helemaal niet door de onrust thuis en ik ben al snel overgeplaatst naar het LBO. De diagnose ADHD heb ik pas veel later gekregen. Toen ik klaar was met school ging ik werken bij een bakkerij en paste ik veel op.

We gingen verhuizen naar een benedenwoning in Amsterdam Geuzenveld, want mijn moeder had een kunstheup gekregen. Mijn broer woonde niet meer bij ons; was intussen al getrouwd. Hij ging op zijn vijftiende van school af en was op zijn negentiende al vader.

Mijn vader stierf aan asbestkanker toen ik achttien was. Ik was er erg verdrietig over. Het klinkt een beetje stom, want ik zag hem niet vaak, maar hij steunde me wel. Ik kreeg soms een tientje of vijftien gulden. Hij bood daarmee toch een beetje stabiliteit. Want in deze tijd aten we soms wel vier avonden per week havermout, omdat er niets anders was. Ik heb ook meegemaakt dat ik een bierviltje in mijn schoen moest stoppen als er een gat in zat.

Nieuwe schoonmaakbaantjes

Je had toen geen voedselbank of stadspas, hè. Mijn moeder wist niet waar ze moest aankloppen en schoot in allemaal relaties met mannen. Ze kreeg dus weer een nieuwe vriend en dit keer verhuisden ze samen naar Friesland. De woning in Geuzenveld hield ze aan en daar woonde ik toen alleen. Dat ging helemaal niet. Op mijn achttiende kwam ik in een opvanghuis terecht. Daar was structuur: om acht uur opstaan, ontbijten, kook- en corveebeurten… Ik vond dat wel prettig.

Met een vriendin ben ik daarna in een kraakpand gaan wonen. Ik kreeg een “wegloopuitkering”. Dat kon toen nog. Ik leefde er een beetje op los: uitgaan, blowen, veel onrust. Na twee jaar zou het pand ontruimd worden. Een groepsleidster van het opvanghuis met wie ik nog contact had heeft me toen aan een nieuw kraakpand geholpen, in de Jordaan.

Ik ben gaan werken in een buurthuis en deed een opleiding voor kinder- en jeugdverzorging. Maar ik had geen dag- en nachtritme en kon niet met geld omgaan. Omdat er nooit genoeg was zocht ik steeds nieuwe schoonmaakbaantjes. Precies hoe mijn moeder het ook deed: ik dacht alleen maar aan de korte termijn. Ik raakte oververmoeid en het eetprobleem dat ik al had verergerde. Ik ben toen een tijdje opgenomen in de Valeriuskliniek.

Gas en licht

Daarna raakte ik al snel zwanger van de eerste. Met veel schoonmaakbaantjes kon ik het jarenlang financieel uithouden. Toen de tweede kwam ben ik met behulp van verhuiskosten verhuisd naar een groter huis in de Jordaan.

Toen mijn kinderen vier en zeven waren kwam ik echt in de problemen met huurachterstand en noem maar op. Op een dag stond er iemand voor de deur om het gas en licht af te sluiten. Hij zag mij met mijn kinderen in de deuropening en hij vroeg of ik contact had met maatschappelijk werk. Als ik meteen hulp zou zoeken zou hij het gas en licht nog een dag aan laten. De volgende ochtend ben ik naar het inloopspreekuur gegaan en toen heb ik drie jaar lang schuldhulpverlening gekregen. Dat gaf enorm veel rust.

Ik heb het een paar jaar financieel heel goed volgehouden. Ik werd ziek, maar deed vrijwilligerswerk bij de cliëntenbeweging en volgde een opleiding tot ervaringsdeskundige. Ik was ook mantelzorger voor de vriendin van mijn broer, die uiteindelijk overleed aan een methadonverslaving. Ik ben nog steeds mantelzorger voor mijn broer. Hij is al heel lang drankverslaafd. Mijn moeder stierf en ik regelde haar begrafenis én die van mijn schoonzusje.

In de armoedeval

En toen ging het weer mis en ben ik voor een tweede keer in de schulden gekomen. Want ik ging werken en kwam in de armoedeval. Ik dacht: wat overkomt me nu? Ik was nog armer dan toen ik een uitkering had, omdat ik geen kwijtscheldingen en toeslagen meer kreeg. Ik werkte bij de Hogeschool van Amsterdam én liep bij de voedselbank. Ik ben minder uren gaan werken en heb zelf alle schulden kunnen aflossen. Dat heeft een jaar of twee geduurd.

Ik doe nu liever meer vrijwilligerswerk dan dat ik meer betaald werk en alles weer kwijtraak. Dat geeft zoveel stress, hartkloppingen, noem maar op. Dat kan ik niet aan. Door die ADHD ben ik ook wel gevoelig en ga ik snel slecht slapen en eten.

Generatiearmoede

Mijn leven is altijd hectisch geweest. Mijn oma voedde haar kinderen alleen op, mijn moeder voedde haar kinderen alleen op en ik voedde mijn kinderen alleen op. Die generationele problematiek zit heel erg in onze familie. Generatiearmoede vind ik iets anders dan “nieuwe armoede”. Bij nieuwe armoede zie je dat mensen een bepaalde basis hebben, vaardigheden hebben meegekregen, zoals goed onderwijs en kunnen sparen. Ik kom echt uit een dysfunctioneel gezin.

De hele familie probeert het wel te doorbreken. Waar ik trots op ben: mijn zoon was de eerste van alle neven en nichten aan mijn vaders kant – hij had acht broers en zussen – die aan de universiteit heeft gestudeerd: geschiedenis. Dat heb ik voor elkaar gekregen, haha. En mijn dochter heeft het hbo gedaan, ze is ergotherapeut. Ik heb altijd erg gelet op goed onderwijs.

Buig even mee

Alweer twaalf jaar werk ik een paar uur per week bij de HvA. Verder vanaf het begin bij TEAM ED als kwartiermaker en af en toe bij de Vrijwilligersacademie. Ik ontwikkel workshops vanuit ervaringskennis, samen met iemand die de theoretische kennis inbrengt. Lisette, de voorzitter van het Gezinspanel, belde mij omdat ze had gehoord dat ik misschien goed in het panel zou passen.

Ik vind het heel belangrijk dat de mensen zelf betrokken worden bij het bedenken van een project. En dat organisaties die misschien niet alles goed op papier kunnen zetten, maar wel een goed project hebben, ook kans maken op subsidie. Gelijke kansen, ook daarin. Ook ben ik ervoor dat mensen in armoede gewoon wat extra geld kunnen krijgen dat ze zelf mogen besteden. Dat kan mensen redden, weet ik uit eigen ervaring. En zorg op maat is heel belangrijk. Buig even mee als dat nodig is. Mensen met schulden hebben genoeg veerkracht, die buigen heus wel weer terug.’

'Precies hoe mijn moeder het ook deed: ik dacht alleen maar aan de korte termijn.'