Meike: ‘Deelnemers zijn vrouwen uit de lage SES-doelgroep. De cursus die zij volgen duurt acht weken. In deze weken worden de vrouwen begeleid door een fysiotherapeut en een diëtist, die ze alle kneepjes bijbrengen van gezonde voeding en bewegen.’

Marjo: ‘Het is een bestaande cursus, een interventie die we al hadden ontwikkeld.’

Meike: ‘Een deel van de vrouwen hebben we opgeleid om zelf deze cursus te geven aan hun achterban. Hen noemen we ervaringsdeskundigen. Eerst volgen zij de cursus zelf. In de volgende acht weken geven de vrouwen de cursus aan elkaar, met nog steeds volledige ondersteuning. In de derde fase, de laatste acht weken, geven ze les aan hun eigen deelnemers en zijn de fysiotherapeut en diëtist alleen aanwezig op de achtergrond.’

Marjo: ‘De vrouwen die niet doorgaan naar de cursus voor ervaringsdeskundigen proberen we onder te brengen bij een activiteit die beter bij ze past. Bijvoorbeeld een sportactiviteit of een taalcursus. Veel groepen zijn ook blijven bestaan. Dus een deel van de vrouwen blijft komen als deelnemer.’

We willen blijven leren van wat er in de wijken gebeurt.

Een grote afstand tot vrijwilligerswerk

Meike: ‘We hebben met name geworven vanuit de Taskforce Tegenprestatie en de welzijnspartijen die de aanbesteding hadden gekregen voor ‘naar vrijwilligerswerk toe leiden’. De vrouwen kregen de ruimte om na de basiscursus —als vrijwilligerswerk— ervaringsdeskundige te worden. Ze hoefden dan geen ander vrijwilligerswerk te doen.

Het zijn allemaal vrouwen met een grote afstand tot werk, ook zelfs met een grote afstand tot vrijwilligerswerk. Ze hebben veel lichamelijke en psychische klachten en ook op andere gebieden veel problemen; binnen het gezin, schuld- of taalproblematiek.

Heel veel vrouwen vinden zichzelf niet veel waard en niet goed genoeg om dingen te doen voor anderen. Dat is iets waarop ik me heb verkeken. Ik dacht: deze vrouwen willen misschien helemaal geen vrijwilligerswerk doen, omdat ze vinden dat ze betaald werk zouden moeten vinden. Maar dat was dus absoluut niet zo. Velen denken: ik ben niet goed genoeg en ik ben de taal niet machtig. Dat valt natuurlijk mee, want de meeste vrouwen in de groep spreken niet vloeiend Nederlands en je kunt toch best veel aan elkaar duidelijk maken.’

Ze staan met z’n tweeën of drieën voor een groep. Ze voelen zich dan sterker.

Dóen en luisteren en dóen

Marjo: ‘We hadden een heel mooie map ontwikkeld waar alle lessen in uitgewerkt stonden en waarin de deelnemers thuis konden schrijven en dingen bijhouden. Dat bleek echt te lastig. Heeft met de taal te maken, maar ook met het niet gewend zijn.’

Meike: ‘We hadden ook bedacht dat we met drie professionals zouden werken: een fysiotherapeut, een diëtist en een coach. De coach zou de vrouwen aanleren: hoe ga je nou hetzelfde als de fysiotherapeut en de diëtist overbrengen op je eigen groep? Dat bleken al snel te veel professionals te zijn. We hebben toen gewoon de fysiotherapeut haar stuk laten coachen en de diëtist haar stuk. Dat was een stuk duidelijker en je hoeft ook niet een uur extra te zitten. Bij deze vrouwen werkt het ook niet om te zitten en luisteren; ze willen dóen en luisteren en dan weer dóen.

Voor een groep staan en mensen in beweging krijgen is best wel eng. Dat vond ikzelf ook ooit als beginnende fysiotherapeut. Deze vrouwen hebben helemaal geen zorg- of beweegachtergrond. Het was echt een grote stap voor de meesten.

We hadden bedacht dat als we tien ervaringsdeskundigen opleiden, we ook tien nieuwe groepen zouden kunnen laten starten. We hebben onszelf rijk gerekend in de aantallen: als je er tien opleidt, kunnen er ongeveer drie nieuwe groepen starten, want ze staan met z’n tweeën of drieën voor een groep. Zo’n groep is groot. Da’s een. Maar ook de complexiteit van de problematiek van de cursisten vergt dat je er samen staat. Ze voelen zich dan sterker.’

Ervaren gezondheid

Meike: ‘Het belangrijkste resultaat van het project is dat de ervaren gezondheid van deze vrouwen is toegenomen. Dat was waar we voor zijn begonnen en de effectiviteit is bewezen. Ze zijn fitter geworden. Ze bewegen meer met elkaar, maar ook alleen. Ze zijn afgevallen en ze hebben minder problemen met activiteiten in het dagelijks leven.

Het effect op de gezinsleden hebben we niet onderzocht, maar wat we wel weten is dat deelnemers nu etiketten kunnen lezen en die kennis ook gebruiken voor hun kinderen. Ook met frisdranken: in Rotterdam is Fernandes hot, maar die wordt niet meer gedronken! Ze hebben ook begrepen dat het ontbijt hartstikke belangrijk is. Dat is waarom we hebben ingezet op de vrouw. Omdat de vrouw, zeker in de lage SES-doelgroep degene is die bepaalt wat er op tafel komt en wat er ingekocht wordt.’

Marjo: ‘Een grappig voorbeeld: sommige vrouwen doen gezamenlijk nevenactiviteiten en op een gegeven moment zouden ze voor een groep van de gemeente hapjes en drankjes verzorgen. De gemeente wilde dat er ook cola en sinas werd geschonken. Nou dat was no way bij de dames, dat kon niet, haha!’

De gemeente wilde dat er ook cola en sinas werd geschonken. Nou dat was no way bij de dames!

Het meest trots

Marjo: ‘Waar ik het meest trots op ben is wat de vrouwen op persoonlijk gebied bereikt hebben en dat ze beseffen dat ze dat kunnen. Dat is echt leuk om te zien. Als projectleider moet je bezig zijn met het overstijgende gedeelte, maar ook de vinger aan de pols houden bij het project zelf, bij de praktische uitvoering. Je weet dan precies waar je voor gaat.’

Meike: ‘Daar doe je het voor!’

Een kijkje in de keuken – van projectleiders voor projectleiders

In deze serie laten we projectleiders aan het woord. Zij vertellen over hun project, hun ervaringen en uitdagingen. Het zijn persoonlijke verhalen, vol met leermomenten, inzichten en praktische tips.

FNO stimuleert projecten met financiering én door het samenbrengen van partijen en het verzamelen en delen van kennis. Wil jij ook een kijkje geven in jouw keuken? Laat het ons weten!

 

Fotografie: Titia Hahne